De guano
Van Techniek in Nederland
Regel 12: | Regel 12: | ||
[[Afbeelding:TIN19_blz59.jpg|thumb|right|400px|Aanvankelijk had het gebruik van guano bij de aardappelteelt weinig resultaat, maar de guano-zaaier bood mogelijk een uitkomst.]] | [[Afbeelding:TIN19_blz59.jpg|thumb|right|400px|Aanvankelijk had het gebruik van guano bij de aardappelteelt weinig resultaat, maar de guano-zaaier bood mogelijk een uitkomst.]] | ||
+ | |||
In 1843 werd de eerste guano al in Nederland geïmporteerd door de Rotterdamse firma's Mees & Moens en Lenardson & Co. In hetzelfde jaar - amper twee jaar na de introductie in Engeland - experimenteerden ten minste vier grootgrondbezitters/boeren in verschillende delen van het land met de meststof. In het [[Wetenschappelijke landbouw als vernieuwingsbeweging|'''landbouwverslag''']] van 1843 werden de resultaten gepubliceerd van experimenten door 'een kundig bouwman' in Dirksland (Zeeland) en van 'een voornaam landeigenaar' H.Budde jr., lid van het Deventersche Departement der Maatschappij ter bevordering van nijverheid.[[Noten TIN19-1-H2#2-23|<sup>[23]</sup>]] | In 1843 werd de eerste guano al in Nederland geïmporteerd door de Rotterdamse firma's Mees & Moens en Lenardson & Co. In hetzelfde jaar - amper twee jaar na de introductie in Engeland - experimenteerden ten minste vier grootgrondbezitters/boeren in verschillende delen van het land met de meststof. In het [[Wetenschappelijke landbouw als vernieuwingsbeweging|'''landbouwverslag''']] van 1843 werden de resultaten gepubliceerd van experimenten door 'een kundig bouwman' in Dirksland (Zeeland) en van 'een voornaam landeigenaar' H.Budde jr., lid van het Deventersche Departement der Maatschappij ter bevordering van nijverheid.[[Noten TIN19-1-H2#2-23|<sup>[23]</sup>]] | ||
Tevens vermeldde het verslag dat in Gelderland ''op onderscheidene plaatsen, proeven in het klein genomen (werden) met de guano-bemesting''.[[Noten TIN19-1-H2#2-24|<sup>[24]</sup>]] | Tevens vermeldde het verslag dat in Gelderland ''op onderscheidene plaatsen, proeven in het klein genomen (werden) met de guano-bemesting''.[[Noten TIN19-1-H2#2-24|<sup>[24]</sup>]] | ||
Eén van die plaatsen was het landbouwbedrijf Den Eng van F.L.W. baron van Brakell van den Eng te Lienden.[[Noten TIN19-1-H2#2-25|<sup>[25]</sup>]] | Eén van die plaatsen was het landbouwbedrijf Den Eng van F.L.W. baron van Brakell van den Eng te Lienden.[[Noten TIN19-1-H2#2-25|<sup>[25]</sup>]] | ||
+ | |||
Het Tijdschrift ter bevordering van nijverheid gaf in 1844 bovendien de resultaten van een ''proefneming met de guano door Heer van der Veen'' te Smilde, die in 1843 moeten hebben plaatsgevonden.[[Noten TIN19-1-H2#2-26|<sup>[26]</sup>]] | Het Tijdschrift ter bevordering van nijverheid gaf in 1844 bovendien de resultaten van een ''proefneming met de guano door Heer van der Veen'' te Smilde, die in 1843 moeten hebben plaatsgevonden.[[Noten TIN19-1-H2#2-26|<sup>[26]</sup>]] | ||
Tenslotte maakt het landbouwverslag van 1844, naast experimenten in Gelderland, Utrecht en Drente, gewag van proefnemingen die in Zuid-Holland al in 1842(!) en 1843 zouden hebben plaatsgevonden. Deze waren zo positief uitgevallen dat in 1844 al 200 ton guano ''aan de bouwlieden in dit gewest gedebiteerd (is), waarmede meer dan 650 bunders [hectare JLvZ], met allerlei gewassen, voldoende zijn bemest kunnen worden''.[[Noten TIN19-1-H2#2-27|<sup>[27]</sup>]] | Tenslotte maakt het landbouwverslag van 1844, naast experimenten in Gelderland, Utrecht en Drente, gewag van proefnemingen die in Zuid-Holland al in 1842(!) en 1843 zouden hebben plaatsgevonden. Deze waren zo positief uitgevallen dat in 1844 al 200 ton guano ''aan de bouwlieden in dit gewest gedebiteerd (is), waarmede meer dan 650 bunders [hectare JLvZ], met allerlei gewassen, voldoende zijn bemest kunnen worden''.[[Noten TIN19-1-H2#2-27|<sup>[27]</sup>]] | ||
Regel 26: | Regel 28: | ||
Hoeveel er in één jaar veranderde, blijkt wel uit het feit dat hij schrijft over ''de thans zoo veel besprokene en, blijkens mijne ondervinding, voor den landbouw onschatbare [[begrippenlijst#Mestspecie|mestspecie]], de Guano'.''[[Noten TIN19-1-H2#2-29|<sup>[29]</sup>]] | Hoeveel er in één jaar veranderde, blijkt wel uit het feit dat hij schrijft over ''de thans zoo veel besprokene en, blijkens mijne ondervinding, voor den landbouw onschatbare [[begrippenlijst#Mestspecie|mestspecie]], de Guano'.''[[Noten TIN19-1-H2#2-29|<sup>[29]</sup>]] | ||
− | Uit deze opsomming kan om te beginnen geconcludeerd worden dat de verbreiding van deze innovatie zeer snel verliep: nog maar nauwelijks was het nieuws over de nieuwe meststof bekend geworden, of in vrijwel alle delen van het land begonnen een aantal landbouwkundigen, grootgrondbezitters en (here)boeren ermee te experimenteren. Een aantal van hen publiceerde de resultaten ervan, zodat de guano spoedig 'veel besproken' genoemd kon worden. In de jaren die volgden, treffen we in de verschillende landbouwperiodieken en verslagen nog regelmatig gegevens aan over andere experimenten en de vermelding van de toename van het verbruik van de meststof in vrijwel alle delen van het land. Het landbouwverslag van 1851 vermeldt bijvoorbeeld in Boxmeer 'de laatste drie jaren ook guano, bij de graansoorten, uit gebrek aan mest gebruikt werd.[[Noten TIN19-1-H2#2-30|<sup>[30]</sup>]] | + | Uit deze opsomming kan om te beginnen geconcludeerd worden dat de verbreiding van deze [[Begrippenlijst#Innovatie|innovatie]] zeer snel verliep: nog maar nauwelijks was het nieuws over de nieuwe meststof bekend geworden, of in vrijwel alle delen van het land begonnen een aantal landbouwkundigen, grootgrondbezitters en (here)boeren ermee te experimenteren. Een aantal van hen publiceerde de resultaten ervan, zodat de guano spoedig 'veel besproken' genoemd kon worden. |
+ | |||
+ | In de jaren die volgden, treffen we in de verschillende landbouwperiodieken en verslagen nog regelmatig gegevens aan over andere experimenten en de vermelding van de toename van het verbruik van de meststof in vrijwel alle delen van het land. Het landbouwverslag van 1851 vermeldt bijvoorbeeld in Boxmeer 'de laatste drie jaren ook guano, bij de graansoorten, uit gebrek aan mest gebruikt werd.[[Noten TIN19-1-H2#2-30|<sup>[30]</sup>]] | ||
Het verslag van 1854 noemt een toename van het verbruik in Noord-Brabant en Zuid-Holland.[[Noten TIN19-1-H2#2-31|<sup>[31]</sup>]] | Het verslag van 1854 noemt een toename van het verbruik in Noord-Brabant en Zuid-Holland.[[Noten TIN19-1-H2#2-31|<sup>[31]</sup>]] | ||
In het landbouwverslag van 1865 wordt, om nog een voorbeeld te geven, melding gemaakt van een stijging van het guano-gebruik in het Zutphense, waardoor te Bredevoort de waarde van het bouwland sedert het algemeen gebruiken van die meststof, van 1500 tot 2000 gulden het bunder gestegen is.[[Noten TIN19-1-H2#2-32|<sup>[32]</sup>]] | In het landbouwverslag van 1865 wordt, om nog een voorbeeld te geven, melding gemaakt van een stijging van het guano-gebruik in het Zutphense, waardoor te Bredevoort de waarde van het bouwland sedert het algemeen gebruiken van die meststof, van 1500 tot 2000 gulden het bunder gestegen is.[[Noten TIN19-1-H2#2-32|<sup>[32]</sup>]] | ||
Regel 37: | Regel 41: | ||
Deze gegevens maken duidelijk dat de meststof in een behoefte voorzag. Het belangrijkste voordeel ervan was dat het een krachtige meststof was, waarvan een relatief kleine hoeveelheid al effect sorteerde. Experimenten van G. Rijnders, hereboer op Groot Zeedijk in Groningen, lieten bijvoorbeeld zien dat de bemestende waarde van 1 ton guano groter was dan van 30 ton paarde-, runder- of varkensmest.[[Noten TIN19-1-H2#2-34|<sup>[34]</sup>]] | Deze gegevens maken duidelijk dat de meststof in een behoefte voorzag. Het belangrijkste voordeel ervan was dat het een krachtige meststof was, waarvan een relatief kleine hoeveelheid al effect sorteerde. Experimenten van G. Rijnders, hereboer op Groot Zeedijk in Groningen, lieten bijvoorbeeld zien dat de bemestende waarde van 1 ton guano groter was dan van 30 ton paarde-, runder- of varkensmest.[[Noten TIN19-1-H2#2-34|<sup>[34]</sup>]] | ||
− | + | De transportkosten van de guano waren relatief gering vergeleken bijvoorbeeld met de transportkosten van stadsvuil of [[begrippenlijst#Beer|beer]], dat een veel geringere bemestende waarde per ton had. Daardoor kon de guano ook in afgelegen streken rendabel gebruikt worden.[[Noten TIN19-1-H2#2-35|<sup>[35]</sup>]] | |
− | + | Het transportprobleem was namelijk cruciaal bij de 'mestcyclus' in de pre-industriële economie. De Hollandse steden produceerden weliswaar grote hoeveelheden mest- en afvalstoffen, maar de kosten verbonden aan het verzamelen en vervoeren ervan naar de zandgronden waar een groot mesttekort bestond, waren [[begrippenlijst#Prohibitief|prohibitief]] hoog. Door de veel gunstiger verhouding tussen mestwaarde en gewicht rendeerde het wel om guano uit Peru te importeren en naar bijvoorbeeld de Achterhoek te transporteren, maar niet om beer vanuit Amsterdam naar Zutphen te vervoeren. | |
+ | |||
[[Afbeelding:TIN19_blz60.jpg|thumb|right|350px|Gezicht op de landbouwtentoonstelling in de Oosterse kerk te Hoorn in 1855.]] | [[Afbeelding:TIN19_blz60.jpg|thumb|right|350px|Gezicht op de landbouwtentoonstelling in de Oosterse kerk te Hoorn in 1855.]] | ||
Regel 51: | Regel 56: | ||
Tegenover deze voordelen stonden echter verschillende nadelen, waarvan sommige in de loop van de jaren vijftig en zestig belangrijker werden. We kunnen voorbij gaan aan het feit dat een flink aantal experimenten in de beginjaren mislukte omdat men te veel guano toediende, waardoor het graan nogal eens verbrandde. Ten grondslag hieraan lag een onvoldoende inzicht in de bemestende waarde van de nieuwe meststof, uiteindelijk het gevolg van het ontbreken van voldoende landbouwkundige kennis. | Tegenover deze voordelen stonden echter verschillende nadelen, waarvan sommige in de loop van de jaren vijftig en zestig belangrijker werden. We kunnen voorbij gaan aan het feit dat een flink aantal experimenten in de beginjaren mislukte omdat men te veel guano toediende, waardoor het graan nogal eens verbrandde. Ten grondslag hieraan lag een onvoldoende inzicht in de bemestende waarde van de nieuwe meststof, uiteindelijk het gevolg van het ontbreken van voldoende landbouwkundige kennis. | ||
− | De vraag welke bestanddelen van de guano actief waren, was omstreden. Bepaald ongelukkig was het feit dat de grote landbouwkundige Von Liebig op grond van zijn theorie meende dat alleen de aanwezig kali van belang was - volgens hem kon de beschikbare stikstof niet door de planten uit de grond opgenomen worden. Andere analyses kwamen tot de conclusie dat juist het hoge gehalte stikstof en in mindere mate de aanwezige fosforzuur de waarde van de guano bepaalde.[[Noten TIN19-1-H2#2-38|<sup>[38]</sup>]] | + | De vraag welke bestanddelen van de guano actief waren, was omstreden. Bepaald ongelukkig was het feit dat de grote landbouwkundige Von Liebig op grond van zijn theorie meende dat alleen de aanwezig kali van belang was - volgens hem kon de beschikbare stikstof niet door de planten uit de grond opgenomen worden. Andere [[Begrippenlijst#Analyse|analyses]] kwamen tot de conclusie dat juist het hoge gehalte stikstof en in mindere mate de aanwezige fosforzuur de waarde van de guano bepaalde.[[Noten TIN19-1-H2#2-38|<sup>[38]</sup>]] |
Dit academisch debat beperkte mogelijk wel de mate waarin de guano toepassing vond - het bleef immers onduidelijk waarom het gebruik van de meststof soms wel goede vruchten afwierp en soms niet - maar stond de groei van het verbruik niet echt in de weg. | Dit academisch debat beperkte mogelijk wel de mate waarin de guano toepassing vond - het bleef immers onduidelijk waarom het gebruik van de meststof soms wel goede vruchten afwierp en soms niet - maar stond de groei van het verbruik niet echt in de weg. | ||
Regel 60: | Regel 65: | ||
Fundamenteler waren de problemen met de kwaliteit en de prijs ervan. De spectaculaire groei van de internationale guano-handel in de jaren veertig en vijftig leidde er onder meer toe dat ook buiten Peru voorraden vogelmest werden ontdekt en geëxploiteerd.[[Noten TIN19-1-H2#2-39|<sup>[39]</sup>]] | Fundamenteler waren de problemen met de kwaliteit en de prijs ervan. De spectaculaire groei van de internationale guano-handel in de jaren veertig en vijftig leidde er onder meer toe dat ook buiten Peru voorraden vogelmest werden ontdekt en geëxploiteerd.[[Noten TIN19-1-H2#2-39|<sup>[39]</sup>]] | ||
− | Deze Afrikaanse of Australische guano was echter, zo bleek spoedig, van veel minder kwaliteit: het percentage stikstof was veel lager. Bovendien raakten op den duur in Peru de beste voorraden uitgeput. De bloeiende guano-handel ging daardoor steeds meer op zoek naar substituten; knoeierijen met deze meststof kwamen hierdoor steeds vaker voor.[[Noten TIN19-1-H2#2-40|<sup>[40]</sup>]] Dergelijke knoeierijen bleken, door het ontbreken van objectieve criteria omtrent de bemestende waarde van de guano, moeilijk te bestrijden. | + | Deze Afrikaanse of Australische guano was echter, zo bleek spoedig, van veel minder kwaliteit: het percentage stikstof was veel lager. Bovendien raakten op den duur in Peru de beste voorraden uitgeput. De bloeiende guano-handel ging daardoor steeds meer op zoek naar substituten; knoeierijen met deze meststof kwamen hierdoor steeds vaker voor.[[Noten TIN19-1-H2#2-40|<sup>[40]</sup>]] |
+ | Dergelijke knoeierijen bleken, door het ontbreken van objectieve criteria omtrent de bemestende waarde van de guano, moeilijk te bestrijden. | ||
Gegevens over de prijzen van de guano lopen sterk uiteen: in 1843 kostte 100 kg in Deventer fl. 19 tegen fl. 16 in Zeeland en in 1844 lopen de gepubliceerde prijzen uiteen van fl. 11 in Zutphen - waar Staring rechtstreekse import uit Hull organiseerde tot fl. 14, de prijs van de importeur Mees en Moens.[[Noten H2#2-41|<sup>[41]</sup>]] | Gegevens over de prijzen van de guano lopen sterk uiteen: in 1843 kostte 100 kg in Deventer fl. 19 tegen fl. 16 in Zeeland en in 1844 lopen de gepubliceerde prijzen uiteen van fl. 11 in Zutphen - waar Staring rechtstreekse import uit Hull organiseerde tot fl. 14, de prijs van de importeur Mees en Moens.[[Noten H2#2-41|<sup>[41]</sup>]] | ||
Regel 69: | Regel 75: | ||
De prijzen van het Groninger stadsvuil namen in deze jaren toe van f 50 per last in 1836/49 via f 69 in 1850/59 naar f 87 in 1870/79.[[Noten TIN19-1-H2#2-44|<sup>[44]</sup>]] | De prijzen van het Groninger stadsvuil namen in deze jaren toe van f 50 per last in 1836/49 via f 69 in 1850/59 naar f 87 in 1870/79.[[Noten TIN19-1-H2#2-44|<sup>[44]</sup>]] | ||
− | Het was echter de combinatie van de stijging van de nominale prijs van de guano en de voortgaande verslechtering van de kwaliteit ervan - volgens één bron nam het stikstofgehalte af van 14% naar 7%[[Noten TIN19-1-H2#2-45|<sup>[45]</sup>]] | + | Het was echter de combinatie van de stijging van de [[Begrippenlijst#Nominale|nominale]] prijs van de guano en de voortgaande verslechtering van de kwaliteit ervan - volgens één bron nam het stikstofgehalte af van 14% naar 7%[[Noten TIN19-1-H2#2-45|<sup>[45]</sup>]] |
- die de guano op den duur onaantrekkelijk maakte. | - die de guano op den duur onaantrekkelijk maakte. | ||